Hoe voed je een kind op in een best wel rotte wereld?

wie zijn kind liefheeft...
Met zijn afscheidsrede hield hoogleraar pedagogiek Micha de Winter 31 mei een hoopvol pleidooi voor optimistische opvoedkunde.

Het is gewaagd om deze dagen te pleiten voor optimisme. Micha de Winter (1951) noemt in zijn afscheidsrede de grote actuele problemen als terrorisme, overbevolking en de opwarming van de aarde. Zijn stuk was al af toen er vorige week een zelfmoordaanslag werd gepleegd bij het concert van Ariana Grande, en kinderen direct slachtoffer werden.

Het is zeker niet de bedoeling van de hoogleraar om een al te rooskleurig beeld schetsen, zegt hij. “We kunnen de wereld niet mooier maken, we kunnen niet alle leed verborgen houden voor kinderen. Zo’n aanslag in Manchester, daar hebben kinderen het over met elkaar, dat raakt ze.”
Het gaat hem er om dat opvoeders leed en onrecht gepaard laten gaan met hoop en mogelijkheden. “We moeten perspectief bieden.”

De Winter nam woensdag afscheid als hoogleraar Maatschappelijke Opvoedingsvraagstukken. Hij blijft betrokken bij onderzoek, bij de verschuiving van jeugdzorg naar de wijken, bij de vreedzame scholen, hij is nog voorzitter van de commissie die geweld in de jeugdzorg onderzoekt. Maar hij is geen faculteitshoogleraar meer, zal geen promovendi meer begeleiden aan de Universiteit van Utrecht. “Iets minder vergaderen en aansturen”, zegt hij zelf, daags voor zijn officiële afscheid, in de werkkamer in zijn tuin. “Ik kan niet beloven dat ik niks meer van me laat horen. Pedagogiek is niet alleen maar werk, het is ook wat ik belangrijk vind.”
Zo belangrijk, dat hij zijn vak in zijn toespraak zelfs het antwoord op cultuurpessimisme noemt: ‘Als je kinderen van jongs af aan weet mee te geven dat ze ertoe doen, dat de samenleving ook op hén zit te wachten, dan motiveer je ze om zich in te spannen en zich te ontwikkelen.’
Het gaat niet om individuele doelen, verduidelijkt hij. “Ouders vinden het belangrijk dat hun kind gelukkig wordt. Voor mij telt net zo goed of ze bij een gemeenschap horen, iets voor een ander kunnen doen.”
De samenleving zit volgens de hoogleraar te springen om hoopvolle en optimistische burgers die met elkaar wat van de wereld willen maken. Ouders zou hij aanraden om af en toe een ‘hoop-check’ te doen. “Hou jezelf tegen het licht als opvoeder. Leef je optimisme voor?”

Weerzinwekkende ideeën
Micha de Winter was de afgelopen jaren betrokken bij onderzoek naar radicalisering van jongeren. In Nederland , Groot-Brittannië en Denemarken werden 150 geradicaliseerde jongeren en hun familie geïnterviewd. Hij kan nog steeds moeilijk vatten hoe het komt dat sommige jongeren zulke extreme idealen ontwikkelen dat ze bereid zijn om extreem geweld te gebruiken. Dat de mens van nature een onschuldig wezen is, zal niemand De ¬Winter horen zeggen. “Je stuit op weerzinwekkende ideeën.” Hij begrijpt ook heel goed dat leerkrachten soms de klas uitlopen, als leerlingen terrorisme verdedigen. Als ze roepen dat de aanslag op Charlie Hebdo een kwestie was van ‘eigen schuld’ en ‘de profeet beledigen’.
Toch kozen de onderzoekers ook hier voor een optimistische benadering. “Door ons niet te richten op het gevaar, maar juist op de idealen van die jongeren, waren we in staat contact te leggen”, vertelt de hoogleraar. “Uiteindelijk komt hun extremisme voort uit een gevoel dat de wereld verrot is en onrechtvaardig. Daar kun je ook iets goeds in ontdekken; ze staan in ieder geval gepassioneerd en betrokken in de wereld, zijn niet alleen maar met zichzelf bezig.”

De oorzaken van radicalisering zijn divers. Jongeren komen uit heel verschillende situaties, ontdekten ze. De Winter: “Bij grofweg een derde speelden meerdere problemen in het gezin, zoals agressie, drankgebruik, een scheiding. Bij een deel was de radicalisering misschien te verklaren vanuit de psyche. “Kinderen waarvan je zou kunnen zeggen: die waren altijd al bijzonder.”
Maar er zaten ook een hoop gewone tieners en twintigers bij, constateert hij. “En gewone ouders die van alles hadden geprobeerd om hun kind van zijn hitleriaanse ideeën af te krijgen. Hem mee naar Auschwitz namen, in de hoop dat het dan over zou gaan.”
De rol van ouders is beperkt, zeggen de jongeren zelf. “Als we het ze rechtstreeks vroegen zeiden ze nooit dat hun ouders van enige invloed waren geweest”, zegt De Winter. Niet bij het ontwikkelen van die extreme ideeën, maar ook niet bij een eventuele deradicalisering. “Dat hadden ze zelf gedaan. Door een ¬bepaald boek te lezen, door wat ze ervaren hadden in Syrië. Ouders krijgen nooit de credits.”
Toch houdt De Winter vol dat familie ook hier positief kan bijdragen. “Ze zullen het niet zeggen, ik kan het niet bewijzen, en natuurlijk zijn vrienden, sociale media, school of moskee van invloed. Maar ik weet zeker dat het helpt als de familie niet loslaat, als de ouders de band niet verbreken.”
Volgens De Winter is de kunst om niet weg te lopen, maar te onderzoeken wat die jongeren drijft. “Je moet ze juist bevragen, nieuwsgierig en open, hun argumenten serieus nemen, maar ook tegenwicht bieden. Als niemand tegenwicht biedt, verlies je grip. Als je zo overtuigd bent van je eigen gelijk, dat je geen enkel ander geluid meer toelaat, dan vermenigvuldigt het radicale denken zich. En dankzij internet kan dat sneller dan ooit.”
Bewustzijn creëren, andere gedachten bijbrengen, dat is niet makkelijk, geeft hij toe. “Maar als je de hoop al niet hebt, kun je beter ophouden.”

Er klinkt behoorlijk wat idealisme door in zijn woorden. Zoals hij al zei: het is niet alleen maar werk. In zijn afscheidsrede geeft hij dat ook toe. Hij doet netjes aan verwijzingen en voetnoten, haalt collega-pedagogen aan, schrijvers en filosofen. Maar hij eindigt heel persoonlijk. ‘Wetenschap wordt altijd bedreven door mensen met een geschiedenis’, zegt hij.
Zijn gehoor toonde hij gistermiddag een foto van een hutkoffer. De koffer die in zijn werkkamer staat. Op de voorkant een metalen plaatje met de namen van zijn ouders erin gegraveerd.
Micha en zijn broer wisten dat hun ouders voor de oorlog een andere geliefde hadden gehad. Vader en moeder spraken er zelden over, maar wel stonden er altijd die portretten op hun nachtkastjes. Pas na hun overlijden, bij het ontruimen van het huis, kwamen de verhalen tevoorschijn, vertelt De Winter.
Als hij het deksel opent, zijn daar eerst een aantal ordners. Daarin verborgen zitten fotoboeken, het verlovingscadeau van zijn moeder – een zwart leren tasje met witte stiksels – handgeschreven brieven en een gele ster. Het is een dun lapje, ‘Jood’ geschreven op de voorkant, een wit-blauw gestreept stofje aan de achterzijde. “Ik had er nog nooit een in het echt gezien”, zegt De Winter.

Zijn moeder overleefde door onder te duiken. Haar verloofde, Harry, werd verraden en opgepakt, waarschijnlijk vermoord in Treblinka. Na de oorlog bestond hij niet meer.
Ook zijn vaders eerste echtgenote, Chelly, bestond in 1945 niet meer. Zij waren beiden ondergedoken, ze werden verraden en kwamen allebei in concentratiekampen terecht. Chelly werd vermoord, net als hun baby die in Auschwitz geboren werd. Vader De Winter overleefde vooral omdat hij technisch talent had en als dwangarbeider moest werken.
Het is nogal wat, zo even in een alinea, twee levens bijeen in een koffer. Maar voor De Winter is het een sprekend voorbeeld. “Van mensen die alle ellende hebben gezien. En toch niet zijn vervallen in depressie of desinteresse. Het belangrijkste dat ik van hen heb geleerd: er is altijd een perspectief.”
Als zijn ouders die geliefden niet verloren hadden, waren zijn broer en hij er nooit geweest, beseft De Winter.
‘ To create something new in common’, citeert hij Amerikaans filosoof en onderwijshervormer John Dewey in zijn rede. “Dat waren mijn broer en ik. De enige manier om met het totale verlies en het onbeschrijfelijke verdriet om te gaan lijkt te zijn geweest: doorgaan, schouders eronder, zo goed mogelijk een deksel op het verleden, investeren in je kinderen en kleinkinderen, veel van ze houden, hopen dat zij het goed doen.”

Intolerantie
Bij zijn afscheid kiest De Winter bewust voor het thema hoop. Het krijgt te weinig aandacht in zijn vakgebied, vindt hij. Erger: “Het lijkt bij onze tijd te horen dat we benadrukken wat kinderen allemaal níet kunnen. Er is een groeiende intolerantie ten opzichte van kinderen die zich atypisch gedragen. De pedagogiek is daarin meegesleept, die richt zich steeds meer op individuele problemen en stoornissen.”
De Winter had eerst een Fidel Castro-achtige toespraak geschreven, maar het mocht maar drie kwartier duren. Hij kon het in de tekst niet kwijt, maar wil hier het boek van Andrew Solomon nog aanprijzen. ‘Far from the tree’ heet het. Over ouders die moeten leren omgaan met de beperkingen van hun kinderen: dwerggroei, autisme, downsyndroom, schizofrenie. De ouders reageren heel verschillend en vaak met een reparatiementaliteit; mijn kind moet zo gewoon mogelijk zijn. De Winter komt het ook tegen bij het onderzoek naar geweld in de jeugdzorg. “Dove kinderen die hun handen niet mochten gebruiken om te communiceren: dan werd er op geslagen.”
Hij propageert een andere manier van omgaan met beperkingen: ‘dit is wat het is en we maken er het beste van’. Een label kan dan zelfs staan voor een unieke capaciteit. “Zo zien sommige ICT-bedrijven al in dat mensen met autisme zich uitermate goed kunnen focussen. Dat is een veel hoopvoller manier van kijken”, zegt De Winter.

Tweedeling
Dat er nog een wereld te winnen is, weet de hoogleraar pedagogiek ook wel. De kloof tussen hoger- en lageropgeleiden, witte en zwarte scholen. Die tweedeling wordt niet minder. “In een stad als Utrecht zie je dat heel duidelijk; aan de ene kant van het spoor ligt Overvecht, een bijna Turks-Marokkaanse wijk, scholen met donkere kinderen. Aan de andere kant Tuindorp, haast alle kinderen blond. Hemelsbreed liggen ze niet ver uit elkaar.”
Toch ziet hij ook daar hoopgevende voorbeelden. De wijkacademies bijvoorbeeld, waar groepen ouders van verschillende komaf met elkaar praten over de opvoeding. Waar ze zorgen delen, maar ook relativeren.
De Winter is betrokken bij de vreedzame scholen; een programma, gestart in 1999, waarmee basisscholen een democratische gemeenschap worden. Leerlingen en leerkrachten zijn samen verantwoordelijk, lossen samen conflicten op. Inmiddels telt Nederland 800 van die scholen.
In Utrecht en Den Haag werkt hij mee aan de Stadsschool, een uitwisselingsprogramma waarbij leerlingen van verschillende scholen samen vakken volgen.
De kunst is om kinderen en jongeren zo toe te rusten dat ze straks met elkaar de toekomst kunnen vormgeven. “Ze moeten zich verdiepen in elkaars werelden. In je eentje kun je niet zo veel, maar met elkaar wel.”
Aan opvoeders om de mogelijkheden te laten zien. “Het lijkt met zaken als babysterfte en welvaartsverdeling compleet bergafwaarts te gaan. Maar als je de cijfers bekijkt is het omgekeerde het geval. Steven Pinker, hoogleraar psychologie aan Harvard, bewees vijf jaar geleden dat de gewelddadigheid van de mensheid in de loop van de geschiedenis minder is geworden. Een glashelder betoog, dat ingaat tegen alle aannames.”

“Er gebeuren verschrikkelijke dingen. Je zou het niet zeggen een week na Manchester, maar we hebben de minste kans ever, om door geweld om het leven te komen.”
Het is maar hoe je naar de wereld kijkt.

Trouw, 31 mei.

Interviewer: Maaike Bezemer

Hannah Arendt over opvoeding en ouders: Volwassenen hebben niet alleen verantwoordelijkheid voor de kinderen, thuis en op school, maar ze moeten ook verantwoordelijkheid nemen voor de wereld, uit liefde en betrokkenheid op die wereld. Kinderen zijn nieuw-komende mensen en menswordend en volwassenen begeleiden hen daarin.