Zin in kunst | Willem van den Hoed

Willem van den Hoed, kunstkaart La Scuola
Jeroen Pool interviewt fotograaf en voormalig architect Willem van den Hoed. ‘Adena’ heet zijn werk. Elke maand interviewen we één van de kunstenaars waarmee La Scuola samenwerkt in Zin in kunst, het thema van 2014-2015. Ze vertellen over eigen ervaringen en ideeën, over kunst en het goede leven.

Hoe heeft kunst jou gevormd?
De eerste keer dat ik bewust met kunst in aanraking kwam, zou je zeker een vormende belevenis kunnen noemen. Mijn moeder nam mij mee naar de openingstentoonstelling van de galerie van Mathilde Willink aan de Keizersgracht in Amsterdam; een tentoonstelling over Victor Vasarely. Toen ik eenmaal voor het werk van Vasarely stond, triggerde het mij enorm. De kleur en ruimte in zijn werk werd op het platte vlak een soort raam waar lucht en ruimte achter zat. Dat was een effect dat ik ongelofelijk fantastisch vond. Veel verder dan die omschrijving kwam ik met mijn twaalf jaar nog niet. Ik dacht wel bij mezelf: “Dat kan ik ook. Dat wil ik ook. Dat ga ik ook doen.” Overigens was Mathilde Willink – de excentrieke derde vrouw van Karel Willink – voor mij als klein kind een vrij enge verschijning, dus ik zorgde er wel voor dat ik voorin de galerie bleef hangen [lacht].

Op de dag dat ik afstudeerde, ik was toen 27, ging ik naar Venetië. En daar realiseerde ik mij opeens dat ik zó van tekenen, kunst en beelden maken hield. Het zat echt diep in mij. Dat was een enorme geruststelling voor mij. Ik wist: dit gaat nooit meer weg. Dit is een permanente bron van grote vreugde. Ik ben altijd gerustgesteld als ik kunst zie. Het troost mij. “Oh ja, maar dat heb ik ook. Ok. Ja, dan is het goed”. Het is die herkenning, een bevestiging van de handicap, of de gave, die ik heb. Te weten dat er aan datgene wat ik heb, dat gekke, ergens een heel museum is gewijd. Kunst heeft mij dus eigenlijk niet gevormd, het heeft mij geholpen het vliegwiel te herkennen dat ik in mijn lichaam heb. Ik heb ook altijd gedacht dat ik ook in een museum kom te hangen. Besef je goed: dat is geen doel dat ik bewust gesteld heb. Nee, ik heb het altijd geweten. “Dit is een museum, dit is waar ik thuis hoor. Het kan lang duren, of het kan kort duren, maar hier ga ik uiteindelijk heen.” Je merkt dat ik af en toe niet zo bescheiden ben.

Welke kunst geeft jou met name die herkenning?
Het werk van Edward Hopper bijvoorbeeld. Hopper heeft mij nog beter laten kijken naar licht en kleur. Hij voorziet zijn schetsen ook vaak van aantekeningen: “Hier reflecteert het licht van het dekbed op de rug in het lichtroze met een beetje groen er doorheen”. Hoe het licht werkt dus. Dan denk ik: “Er zijn misschien maar tweehonderd mensen op deze wereld die deze aantekeningen écht begrijpen – maar niet meer – en ik ben er één van”. Die verwantschap raakt mij. Ik begrijp precies waar hij in die schetsen mee bezig is.

FISHERMAN, Willem van den Hoed, La Scuola

Wat houdt die verwantschap in?
Die verwantschap gaat over ogen en het interpreteren wat er op je netvlies komt. Ik ben altijd aan het studeren op licht. Als ik iets geks zie, kijk ik altijd meteen waar het door komt. Waar komt het vandaan? Dan volg ik het met mijn ogen: zo-zo-zo. Daar ben ik altijd mee bezig. Andere kunstenaars hebben dat blijkbaar ook – ik deel dezelfde soort processor met hen. Zoals met kunstenaar Jeroen Henneman. Ik ga altijd even bij hem langs als ik in Nederland ben [Willem woont in Seoul, Zuid-Korea – JP]. Dan kunnen we uren over details praten: hoe je een oog moet tekenen, of dat lijntje zo moet, of net iets dikker. Die processors hé. Dat is heel geruststellend. Een kunstenaar is niets anders dan een soort opgewonden schoolmeester die iets wilt uitleggen. Vervolgens kan je – in het geval van het onderwerp van mijn kunst – nooit meer een stad bezoeken zonder de kennis en de ervaring die de schoolmeester je meegaf. Het is een soort gebruiksaanwijzing. Cultuurhistoricus Ernst Gombrich gaf het voorbeeld van de koeien van Paulus Potter. Gombrich schreef: als je een van Potters schilderijen hebt gezien, kan je nooit meer onbevooroordeeld en onopgeleid naar een koe kijken. Zo is het voor mij ook sterk met het werk van Henneman en Hopper.

P`aulus Potter, Mauritshuis, Den Haag

Wat voor rol heeft kunst voor jou in het goede leven?
Voor mij is het goede leven een leven met zin. En voor mij heeft het ongelofelijk veel zin om aan die gebruiksaanwijzing te werken. Om iets te maken waar anderen wat mee kunnen. Om goed te kijken en mijzelf steeds weer uit te dagen een nieuwe vorm te vinden voor mijn analyse. Met alle energie die ik in mij heb. Dat is voor mij zingeving. Dat is bijna religie.

Wat is die zingeving precies?
[Denkt na.] Dat je naar bed gaat en denkt “Goede, productieve dag geweest. Ik mag slapen.” Klaar.

Lees meer over Willem in de kunstcatalogus Zin in kunst.